Lees de tekst en maak de vraag |
0 | 0 | ||||||
Wim is op het plein. Er ligt een plas die erg groot is. Wim springt in de plas. Zijn broek wordt nat. Wim vindt het niet erg. Hij speelt fijn door. | ||||
Waar is Wim? |
op het plein |
in het huis |
in de tuin |
Wil je je scores bijhouden en stickers verdienen? Maak dan een leerling account aan.